
Wat maakt mij een goede leraar? Mijn zoektocht in het mbo-onderwijs
Tijdens mijn opleiding en werk in het mbo stel ik mezelf geregeld de vraag: wat maakt iemand een goede leraar? In deze post neem ik je mee in een persoonlijke reflectie op mijn sterke kanten, mijn valkuilen én hoe ik mezelf ontwikkel als docent. Ik doe dat aan de hand van de STAR-structuur: Situatie, Taak, Actie en Resultaat.
⭐ Situatie
Als docent natuurkunde in opleiding geef ik les aan mbo-2 studenten (matroos technische dienst). Deze studenten hebben vaak moeite met abstracte theorie. Tijdens lessen over druk, energie of warmte merk ik dat veel studenten afhaken. Ze herkennen zich niet in de voorbeelden en weten niet waarom ze het zouden moeten begrijpen.
Tegelijkertijd zie ik dat ze juist wél betrokken raken bij praktijkvoorbeelden: een brandstofleiding die onder druk staat, een motor die oververhit raakt of een koelsysteem dat niet goed werkt. Dát is hun wereld. En dáár ligt mijn ingang.
🎯 Taak
Mijn taak is om natuurkunde niet alleen uit te leggen, maar te verankeren in de context van het marineschip. Ik wil dat studenten de theorie herkennen in hun toekomstige werksituatie, én dat ze het durven toepassen.
Daarbij moet ik rekening houden met:
-
Lage taal- en rekenvaardigheid bij veel studenten
-
Beperkt werkgeheugen en abstractievermogen
-
De noodzaak tot praktische, visuele en concrete uitleg
Ik wil leren activeren, en tegelijk verwondering aanwakkeren.
🔧 Actie
Om aan te sluiten op mijn doelgroep en mijn eigen visie, heb ik de volgende acties ondernomen:
Wat werkt al goed:
-
Contextgericht lesgeven (Gilbert, 2006): ik verbind elk onderwerp aan de praktijk op zee.
-
Gebruik van misconcepten (Posner et al., 1982): ik bespreek bewust fouten en laat studenten zelf alternatieven bedenken.
-
Didactische structuur (Ros et al., 2014): ik werk met de 12 bouwstenen voor effectieve lessen.
-
Differentiatie (CAST, 2011): ik pas uitleg aan op het taal- en denkniveau van studenten.
-
Zelfgemaakt lesmateriaal: ik ontwikkel alles zelf — werkbladen, rubrics, toetsen, presentaties.
Wat ik ben gaan verbeteren:
-
Cognitieve overbelasting (Sweller, 1994):
-
Ik doseer theorie beter
-
Werk met visuals, stappenplannen en voorbeeldopgaven
-
-
Formatieve feedback (Wiliam & Black, 1998):
-
Ik experimenteer met exit tickets, zelfreflectie en peerfeedback
-
-
Samenwerkend leren (Johnson & Johnson, 2009):
-
Ik geef groepsrollen (bijv. storingsanalist, werktuigkundige) en gebruik coöperatieve werkvormen
-
-
Sociaal-emotioneel leren (Zinsser et al., 2016):
-
Ik besteed aandacht aan motivatie, zelfvertrouwen en leerhouding
-
✅ Resultaat
Mijn studenten zijn nu actiever tijdens de lessen. Ze herkennen situaties van het schip in mijn uitleg, durven vragen te stellen en geven aan dat de voorbeelden helpen. De drempel om te leren is lager geworden.
Tegelijkertijd ben ik me bewuster geworden van mijn eigen groeipunten. Een goede leraar stopt nooit met leren — en dat geldt zeker voor mij. Door literatuur, praktijkervaring en studentfeedback te combineren, ontwikkel ik mijn onderwijs stap voor stap verder.
Ik zie mijn rol als leraar niet als die van een zender, maar als die van een gids: iemand die kennis, nieuwsgierigheid en verantwoordelijkheid meegeeft. Aan boord — en daarbuiten.
Deze post is deels hergeschreven door AI.
Reactie plaatsen
Reacties