
Ik vroeg Sora — zo’n AI-model dat netjes alles van m’n website leest zonder te zuchten — om mij te portretteren. Niet letterlijk, gewoon: “Lees missie-nask.nl, trek je conclusies, en zet de schrijver in zijn natuurlijke habitat.” Zo’n simpele opdracht, zou je zeggen. Nou, daar kwam ze hoor. Met een plaatje. Een leraar. Aan een labtafel. In een lokaal. Krijtbordje achter hem, formules erop, bekerglazen met blauw en oranje vloeistof (klassiek), een Bunsenbrander voor z’n neus, periodiek systeem op de achtergrond en een model van het zonnestelsel alsof het natuurkunde en sterrenkunde één grote happy familie is. Alles klopt. Alles.
Behalve die man.
Want ik ben dat dus niet.
Wat Sora liet zien, was een soort model-docent natuurkunde. Blank, net iets te verzorgd, brilletje, bordeauxrode trui (uit de ‘betrouwbare-docenten-catalogus’), vriendelijke glimlach van iemand die zijn leerlingen “jongens” noemt en thuis met zijn kat kwantumfysica bespreekt. Een soort ideale schoonzoon van het onderwijsministerie. Alsof AI niet mijn lessen, maar een vacature voor “leraar natuurkunde, m/v, representatief” heeft gelezen.
En dat zette me aan het denken: is dit hoe ik overkom?
Of beter gezegd: is dit hoe een natuurkundedocent geacht wordt eruit te zien?
Kijk, ik snap het. Het beeld klopt. De ruimte ademt alles wat ik doe. Er zit zelfs een hint naar momenten van verwondering in dat fel getekende gloeilampje boven het bord. Maar de man? Die is gemaakt volgens het bekende algoritme van veiligheid. Herkenbaarheid. De bierviltjesversie van ‘vertrouwen in het onderwijs’. Niets mis mee, maar ik hoop toch stiekem dat mijn lessen meer schuren, knetteren en aanzetten dan deze AI-avatar doet vermoeden.
Ik ben de man die liever met een waterfles met een gat erin zwaait dan met een PowerPoint. Die z’n leerlingen vraagt om een misconcept te bedenken in plaats van het correcte antwoord op te lepelen. Die denkt in geuren, geluiden en explosies. Die leerlingen liever vuile handen geeft dan brave aantekeningen. En ja, ik ben ook de man die zichzelf voortdurend afvraagt of hij het wel goed doet — en zich af en toe herkent in een cartoon die nét te scherp is.
Misschien is dat het wrange: ik herken mezelf juist in wat die afbeelding niet laat zien.
Dus nee Sora, bedankt, maar ik trek geen bordeaux. En als ik al een bril draag, dan ligt die meestal op een stapel proefjes, niet op m’n neus terwijl ik knik dat F1 = F2 “precies het juiste moment is om door te pakken”. (Ps, dat ik een bril draagt klopt, maar wilde wat cynisch overkomen....)
Misschien moet ik mijn leerlingen eens vragen een portret van hun docent te maken. Of AI voeden met beelden van míjn lessen. Met zweet, vonken en oprechte twijfel. Met nieuwsgierigheid die ruikt naar ethanol en klinkt als een vallende meetcilinder. Misschien komt er dan iets uit wat wél klopt. En dan laat ik je het zien. Of niet. Hangt ervan af of het me goed staat.
Reactie plaatsen
Reacties